Auteur: Sjanneke van Herpen

Kamperen.

Kamperen.

Buiten kan de Oostenwind de sneeuw over de dorpsweide jagen bij een gevoelstemperatuur van ver onder nul, binnen kun je gewoon lekker schrijven over in je korte broek op de camping. Jaren zeventig, een zomer lang met z’n allen op reis. Iedereen deed wat. Eén van de rotklusjes: de voorkant van onze Peugot 304 schoonmaken. Na een ’s zomers ritje waren koplampen, voorruit en nummerbord bedekt met een laag zeer diverse insecten die de botsing niet overleefd hadden. Geen leuk gezicht – ondefinieerbare vlekken van groene of gele smurrie, resten van pootjes en vleugels… Kinderen van tegenwoordig blijft dit waarschijnlijk bespaard. Dat heeft weinig te maken met eventueel voortschrijdend opvoedkundig inzicht, maar des te meer met de insectenstand. Er zijn gewoonweg niet meer genoeg insecten om in groten getale tegen je autoruit geplet te worden. 

Misschien lijkt dat prettig – ik heb naar veel dingen heimwee maar niet naar op mijn knietjes de omgekomen diertjes van de auto poetsen. Maar het is natuurlijk een symptoom van een groot probleem. Insecten zijn onmisbaar voor ons hele ecosysteem, en ja, dus ook voor ons. Ze zorgen voor bestuiving en het opruimen van dood organisch materiaal. Maar ook zijn ze de grootste voedselbron voor tal van andere dieren: hagedissen, miereneters, maar ook vissen, spitsmuizen, kikkers, mezen, spechten, buizerden…ik zou bladzijden kunnen vullen met alle dieren die van insecten afhankelijk zijn, maar misschien is het zo wel duidelijk.- we kunnen niet zonder. Dus hup, tegels eruit, plantjes er in – en dan het liefst lokale, die goed kunnen overleven zonder veel extra hulp van ons. In duizenden jaren evolutie hebben ze een evenwichtige relatie opgebouwd met het dierenleven om zich heen. Eten en gegeten worden, maar met mate, zodat alle soorten kunnen overleven.

Dat er veel minder insecten zijn komt trouwens niet omdat ze in grote getale verkeersslachtoffer werden. De meeste insecten kunnen slecht overleven omdat hun omgeving veranderd – te weinig planten, of te weinig verschillende soorten planten. Verzuring, te veel stikstof, (daar hebben auto’s dan weer wel hun aandeeel in), gif op planten, in de grond, in de lucht. opwarming van de aarde… geen leuk verhaal, maar je kunt er zelf wel wat aan doen, op kleine schaal. Tegels uit je tuin, planten er in, En dan het liefst bioloisch geteelde.Sommige gekweekte tuinplanten zijn ook behandeld tegen insectenvraat, en dus giftig voor insecten. en die insecten zijn dan weer gifitg voor de vogel of spitsmuis die ze opeet… . Als je planten kiest die passen bij de plek waar je woont hebben ze betere overlevingskansen. Ze hebben zich evolutionatr gewapend tegen al te heftige aanvallen van insecten, en áls er insecten op afkomen zijn ze een lekker hapje voor de jonge koolmeesjes. Bijkomend voordeel van niet al te exotische planten is dat ze zichzelf doorgaans goed kunnen redden – ze kunnen tegen een stootje, een paar graden vorst of een dag of wat geen regen.

Maar goed,behalve mijn lezers bekeren tot harmonieuzer omgang met het leven om ons heen wil ik het ook in dit blog uiteindelijk over een beeld hebben. Het eerste idee was ergens een voorlamp van een Peugeot 304 op te duikelen en daar een reliëf van geplette insecten in te maken. Maar zo’n lamp is nog zeldzamer dan insecten.. Vervolgens bedacht ik om in steen het model van de voorruit te maken waar ik een enorme verzameling dramatisch gesneuvelde kriebeldiertjes op kwijt zou  kunnen. Maar toen was ik bij Willem in zijn boetje en daar lag tussen allerlei andere schatten (oké, en troep..) een afgedankte spiegel van zijn Gommer (Voor de mensen die de Gommer niet  persoonlijk kennen – een Amerikaans GMC Pick up truck uit 1978, vernoemd naar zijn vorige eigenaar, Edwin Gommes). (Nee, niet erg milieuvriendelijk, die auto. Ter verdediging – de meeste kilometers rijden we tegenwoordig electrisch…). Die spiegel is een wat handzamer formaat dan een voorruit, en mooi glimmend chroom…

Er in maakte ik een reliëfje van een langpootmug. Lekker veel pootjes en lange sprieten om een mooie compositie mee te maken. Er zullen weliswaar weinig insecten omkomen in autospiegels, maar hee…een keertje in de spiegel kijken kan voor niemand kwaad, toch?

Geschiedenis.

Recente geschiedenis: een jaar geleden vierden we, met een tafel vol lekker eten en familie, de 89e verjaardag van mijn moeder. Haar kado was, op eigen verzoek, een bezoek aan het Rijksmuseum. We sloten de dag af met een etentje in een restaurant.

Hoewel dingen als een huis vol familie, museum en restaurantbezoek uit een ander tijdperk lijken te stammen is er in het Rijksmuseum échte geschiedenis te zien. Nu even alleen on-line, helaas, maar in februari konden we nog heerlijk door dat prachtige museum dwalen. We genoten van het weerzien met oude bekenden als de zwaan van Asselijn, het melkmeisje van Vermeer en de beelden van Adriaen de Vries. En natuurlijk zie je altijd weer nieuwe oude dingen. Deze keer ontdekte ik een aantal prachtige gebedsnoten.

Gebedsnoten in het Rijksmuseum, 6e eeuw.

Dat zijn handzame, openklapbare bolletjes met bijbelse voorstellingen. Je kon zo’n noot mee nemen op reis, ter inspiratie, bezinning en waarschijnlijk toch ook wel om een beetje mee te pronken. Het zijn vaak ware miniautuur kunstwerkjes, in een edelmetalen zetting. In het rijksmuseum zijn er een aantal uit de 16e eeuw. Als de musea straks weer open zijn moet je zeker eens gaan kijken. Tot die tijd kun je alvast voorpret opdoen op de site van het Rijks .

Als beeldhouwer kun je vaak niet straffeloos naar bijzondere dingen kijken. Voor je het weet klopt de inspiratie ongeduldig op de deur en zit je tijdens dat etentje na het museumbezoek stiekem te bedenken wat je daar mee kunt. Terwijl de heerlijkheden en gezelligheid over elkaar heen buitelden begon het idee in mijn hoofd vorm te krijgen.

Gezien de zorgelijke situatie waarin insecten heden ten dage verkeren bedacht ik dat het geen kwaad zou kunnen een gebedsnoot met in plaats van een Bijbelse voorstelling een afbeelding van een insect te maken. Net als bij de middeleeuwse noot zou het mooi zijn als het niet alleen een pronkstuk is, maar wellicht aanzet tot een moment van bezinning. Over het wonder van de natuur waar we deel van uitmaken, en hoe belangrijk de rol van insecten daar in is. Het moet dan wel een voorstelling worden waar we graag naar kijken – het belang van oorkruipers en aaskevers is groter dan hun aantrekkingskracht. We vallen doorgaans nou eenmaal meer op wollig en rond dan gepantserd met sprieten. Dan scoort de hommel hoger.

De hommel mocht dus model staan voor de ene helft van de bol. De andere helft is een bloem die hommels graag bezoeken, de haagwinde. Die heeft bovendien als voordeel voor mij dat het een diepe bloem is, waar de hommel mooi in past als het bolletje dichtgeklapt wordt.

< Er zit nog wel wat werk aan -het bolletje moet natuurlijk écht rond, ik denk dat ik het scharniertje anders ga doen, en nog een beetje afwerken…maar het begin is er.

Over geschiedenis gesproken – de eerste hommels zijn zo’n 25 miljoen jaar geleden ontstaan. Ter vergelijking – wij mensen zijn er pas 300.000 jaar. Kan geen kwaad om eens bij onze gezamenlijke toekomst stil te staan. Al dan niet met een bolletje.

Moederliefde met zes pootjes.

Aan het eind van het vorige blog was ik er nog niet over uit wat ik met die doodgraver moest. (het is alweer een tijdje geleden, dat vorige blog – mocht het je even ontschoten zijn, teruglezen mag!) Het geluidje kreeg ik niet voor elkaar. Hoewel…maar dat komt misschien later nog.

Eerst even terug naar de basis. Waarom wil ik zo graag een beeld maken van (voor? over?) de doodgraver? Wat raakt me zo aan dat diertje?.

(kijk ook eens op www.vlinderseemland.nl ,
de website van Violet en Remco met mooie foto’s en verhalen over verschillende insecten.)

Een kevertje. Zes pootjes.Twee mooie oranje-zwarte schildjes. Opvouwbare vleugeltjes. Twee sprieten met bijzonder geurgevoelige uiteinden. Sterke kaken die plantenwortels doorknippen of dode dieren aan stukken snijden. En een enorme kracht – een paar doodgravertjes kunnen een complete mol verplaatsen, naar meters verderop als het moet. Tot 200 keer hun eigen lichaamsgewicht schijnen ze te kunnen dragen..En blijkbaar zit er dan ergens in dat perfecte machientje iets dat hem aanstuurt. Dat hem laat reageren op de geur van een dood dier, al ligt dat misschien een heel eind verderop (en voor een diertje van een centimeter of twee is het al gauw een héél eind). Iets dat het mannetje er toe aanspoort geurstoffen te verspreiden die het vrouwtje vertellen dat hij een goed stuk aas gevonden heeft. Fascinerend dat dat allemaal past in zo’n kevertje. Maar dat dat vrolijk gekleurde vuilnismannetje, of -vrouwtje in dit geval, voor haar jongen zorgt, met ze communiceert en ze voedt- dát is natuurlijk het verhaal dat ik wil verbeelden. .

moeder Nicrophorus vespillo met larfje

Het beeld moet de kijker een andere kijk op het kevertje geven. Om het uit de sfeer van dood en bederf te halen wil ik graag wit marmer gebruiken. Een beetje in de sfeer van de klassieken. Michelangelo, Botticelli, Luca di Robbia – allemaal hebben ze ontroerende moeder en kind beelden gemaakt. Moeder Maria met haar kind natuurlijk, maar de reden dat mensen zo geraakt zijn door die beelden heeft ongetwjfeld ook te maken met de herkenning. Iedereen kan zich iets voorstellen bij een moeder die haar kind koestert. Omdat niet iedereen zich makkelijk laat ontroeren door een kever die haar blinde witte larf voedt ligt de ontroering hier misschien wat minder voor het oprapen. Kijk en oordeel zelf – bij mij zorgt doodgravertje wel voor een glimlachje inmidddels.

Knuffelige kevertjes…?

Insekten zijn onmisbaar voor het leven op aarde. Ook voor ons dus. Helaas gaat het niet zo goed met de meeste van hen. Mede daarom wil ik met dit project een beetje sympathie kweken voor deze diergroep. Dat is best lastig. Het valt voor een gemiddeld mens niet mee om spontaan warme gevoelens te krijgen van insekten.. Ze zien er doorgaans niet erg aaibaar uit, hommels uitgezonderd. Te veel pootjes en sprieten, om het over angels helemaal maar niet te hebben. Het is niet eenvoudig je in te leven in de emoties van bijvoorbeeld een pyamawants, hoe gezellig zijn naam ook klinkt.

Daarnaast hebben ze vaak ook gewoontes waar we liever niet aan denken als we aan ons ontbijtje zitten. Veel insecten zijn opruimers, en hoezeer we opgeruimdheid ook waarderen, diertjes die in rottend fruit of dode dieren rondscharrelen staan niet vaak hoog op onze lijst met lievelingsdieren.

Hoog tijd voor een charme-offensief dus. Eén van de insekten die wel een beetje imago-oppoetserij kunnen gebruiken is de aaskever. Iedereen begrijpt wel dat ze nuttig zijn maar lang niet iedereen wordt enthousiast van hun levenswijze. Toch hebben ze ook een vertederende kant – maar dat komt straks. Eerst een ervaring delen…als je verder durft te lezen.

Tijdens een wandeling in de prachtige Boelstrapolder in Friesland zagen we ineens een mol. Dood, leek me, want uit zichzelf gaat een mol niet op zijn rug op het pad liggen. Maar…hij bewoog! Nadere inspectie wees uit dat hij bewogen werd.. Een heel stel mooie oranje-zwarte kevertjes trok en duwde zo hard aan, onder en in hem dat het leek of hij al aan zijn reïncarnatie begonnen was. In zekere zin was dat ook zo. Binnen een paar dagen zou deze mol getransformeerd zijn tot kraamkamer, dinerzaal en uiteindelijk een nieuwe generatie krompootdoodgravertjes – want zo bleken die kevertjes te heten.

Die transformatie gaat als volgt. Het dode dier wordt meegesleept naar een gunstige plek en van nuttelozen delen als veren, haren en poten ontdaan. Wat er over blijft wordt begraven door de aarde er onder weg te graven. Dan (sorry voor de onsmakelijke details, het vertederende deel komt echt!) wordt het overgebleven vlees bewerkt met “orale en anale afscheiding”. Dit vertraagt het rottingsproces, zodat de aakever-kindertjes straks een soort van vers hapje hebben om groot van te worden. In de bal babyvoer, veilig onder de grond, legt het vrouwtje haar eitjes. De hoeveelheid stemt ze af op het formaat van de prooi, de slimmerd.

Goed, zul je denken, praktisch, slim misschien zelfs, fascinerend, maar vertederend? Jawel. Als de larven uit hun eitjes kruipen roept de moeder hen naar zich toe met een speciaal geluidje. Dan voert ze de jongen met voorgekauwd voedsel. Ze blijft bij ze tot na de laatste vervelling. Soms helpt ook het mannetje mee met voeren. Dat is toch een vorm van zorg die ik niet van een kevertje verwacht had – zingen voor je jonkies en ze verwennen met lekkere hapjes.

Nu nog een beeld verzinnen…eigenlijk wilde ik graag iets doen met dat geluidje, maar het is nogal moeilijk na te bootsen. Drie kapotte speedoosjes en een paar verzaagde wekkers kwamen wat mij betreft eerder in de buurt van een krekel dan een doodgravertje. Het idee om een etruskisch grafkistje te maken met een doodgraverliedje er in gaat dus niet door. Etruskisch was ook hier weer heel gepast. Hun grafmonumenten zijn vaak versierd met reliëfs of schilderingen van banketten ter ere van de overedene. Vaak is hierop ook een ei te zien. Niet als onderdeel van de maaltijd, maar als verwijzing naar de eeuwige kringloop van leven en dood. Het zou zo maar kunnen dat de krompootdoodgraver een ei-vormig eerbetoon krijgt van me. Ik hou je op de hoogte!

Nog meer mieren, en een familieportret..

“Insecten” is eigenlijk een tamelijk ondoenlijk thema. Alleen al in Nederland zijn er zo’n 23.550 soorten. Om en nabij, natuurlijk. Een vaststaand getal is al helemaal niet te noemen. Er komt nog wel eens een soort bij omdat de omstandigheden voor die soort hier gunstiger geworden zijn. Of er wordt per ongeluk een soort ingevoerd met spullen of planten die we importeren. Er wordt ook nog wel eens een nieuwe soort ontdekt- veel insecten zijn zo klein dat ze zelfs in een goed gevuld land als het onze lange tijd ongezien kunnen bestaan. Andere soorten verdwijnen uit Nederland of sterven helemaal uit. Maar het precieze getal is ook niet zo interessant. Het ging er om duidelijk te maken dat het eigenlijk absurd is je project zo breed aan te vliegen. Alleen al over vliegen kun je trouwens de rest van je leven iedere week een blog schrijven zonder in de buurt te komen van wat er te weten valt over vliegen.

Of over mieren! Daar zijn ook honderden soorten van, met soms bizarre gewoontes. Er zijn mieren die bladluizen kolonies houden. Of agrarische mieren. Parasolmieren bijvoorbeeld, die in fantastische optochten met bladeren door het bos lopen. Niet om de lol van de optocht, hoewel ik hoop dat ze er de schoonheid zelf ook van inzien, maar omdat ze de bladeren nodig hebben voor hun schimmekwekerij. Er zijn mieren die de koppen van hun verslagen tegenstanders verzamelen. Niet om over op te scheppen tegen hun soortgenoten, maar waarschijnlijk om de geur van die andere mieren aan te kunnen nemen. Zo kan de koningin ongemerkt in het nest van een andere soort binnendringen, daar de al aanwezige koningin te doden en haar eigen eieren leggen. Die worden dan door de andere soort gevoed en grootgebracht. Maar er zijn ook mieren bestudeerd die hun gewonde soortgenoten verplegen en verzorgen..

Niets lijkt onmogelijk binnen de insectenwereld. Ook “samenwerking” tussen soorten komt voor. Een heel mooi voorbeeld daarvan is in Nederland te vinden. Het pimpernelblauwtje, een mooi blauw vlindertje. Zoals de naam al doet vermoeden legt het pimperneblauw-vrouwtje haar eitjes op de grote pimpernel. Niet op zó maar een grote pimpernel, maar uitsluitend een plant waar een kolonie knoopmieren zich onder gevestigd heeft. Als de rupsen zich een week of drie tegoed hebben gedaan aan de blaadjes van de grote pimpernel en groot (en dapper! en wreed!) genoeg zijn voor hun volgende levensfase verpaatsen ze zich naar de grond. Daar laten ze zich ontvoeren door de knoopmieren werksters, die ze waarschijnlijk voor verdwaalde mierenpoppen aanzien. Of ruiken, want mieren zien wel wat maar geur is hun voornaamste zintuig. In het nest aangekomen doen ze zich tegoed aan de mierenlarven. Na de winter kruipen ze naar de bovenste nestkamers om te verpoppen en zich dan als vlinder snel uit de voeten te maken voor ze ontmaskerd worden.

Dit verhaal inspireerde me tot het maken van een familieportret. Het idee was om er een soort openklapbaar medaillon van te maken, met daarin een “plaatje” van het ouderlijk huis: de grote pimpernel. Vervolgens een aandoenlijk portretje van de pleegmoeder met de rups, en uiteindelijk het volwassen pimpernelblauwtje.

Lekker klein natuurlijk, want ik wilde het in een pillendoosje laten passen dat ik nog had liggen. Dat uiteindelijk vervangen zal worden door een mooier exemplaar trouwens, want bij nader inzien is dit wel een heel blikkerig nepgoudkleurig exemplaar. En eigenlijk moet het een iets dieper doosje zijn, zodat het ook echt dicht kan. Of misschien moet ik zef maar een doosje maken. En misschien maak ik de mier met de rups nog een keer opnieuw, omdat er precies in de kop van het rupsje een witte vlek zit (fossieltje in de steen) waardoor je niet goed ziet hoe lief hij naar zijn pleegmoeder kijkt..of is het hongerig?!?

Mierenveldslag.

Deze keer over de mieren. In “Erik of het klein insectenboek”raakt Erik op een gegeven moment verzeild in een mierenveldslag. Bomans weet dat bijzonder beeldend te beschrijven: “Het was een verschrikkelijk gevecht. De tegenstanders rukten elkander de benen uit het lijf en beten elkaar de koppen af, alsof het niets was.” Na een eerste aarzeling raakt Erik volop in het gevecht betrokken: “Blindelings rukte hij ergens een achterbeen los en zwaaide daarmee als een dolleman in de rondte, schrik en verderf zaaiend in de vijandige gelederen.”

Deze keer komt Bomans iets dichter bij de ware aard van het beestje dan in het verhaal over de wespen. Mieren kunnen inderdaad behoorlijk aggressief tekeer gaan tegen indringers die per ongeluk of expres hun nest verstoren, of tegen andere mieren die hun territorium binnen komen. Natuurlijk is de ene mier de andere niet – er zijn wereldwijd zo’n 12.000 verschillende soorten, waarvan er een kleine 80 in Nederland. De zwarte zaadmier bijvoorbeeld, die inderdaad soms veldslagen levert om het territorium te verdedigen. Zo’n veldslag kan uren duren, en er kunnen duizenden mieren aan deelnemen. Zo’n beetje zoals Bomans het beschrijft dus.

Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is werk-aan-mierenveldslagsite.jpg
Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is mierenveldsagsite.jpg

Dat bracht me op het idee de mierenveldslag op een klassieke manier weer te geven, zoals dat te zien is op bijvoorbeeld marmeren reliëfs en mozaïeken van Griekse of Romeinse veldslagen. Uiteindelijk kwam ik bij mijn oude vrienden terecht, de Etrusken. Ik vond een afbeelding van een prachtig bronzen ovalen kistje. Op het deksel zitten twee figuurtjes ieder op de rug van een gans. Ik heb dat vertaald naar twee vechtende mieren. Rondom het Etruskische origineel is in reliëf een Amazonen-veldslag te zien. Dat werd bij mij natuurlijk een mierenveldslag.

Maar er moest er ook iets in het doosje. Iets belangrijks. Wat is er belangrijk voor de mier? Met mijn moeder zat ik daar vorig jaar een beetje over te fiosoferen. Uiteindeijk was haar conclusie: het gevecht draait om de koningin!

Insecten, dus.

Insecten, dus.

Tja. Dan heb je dus bedacht dat je gaat beginnen aan een insecten project. Je hebt tijd gemaakt, je atelier een beetje opgeruimd, je nieuwe schetsboek ligt op schoot. Maar waar begin je? Het is nogal wat, insecten. Normaal gesproken, als je iets wilt weten over een onderwerp, struin je een beetje rond op internet, je vindt een paar goeie artikelen en voor je het weet lees je iets dat je raakt. Zo’n verhaal met weerhaakjes, dat zich vastzet in je brein en daar blijft rondhangen totdat je er een vorm aan kan geven. Maar insecten…het is een compleet andere wereld. Aanvankelijk verdwaalde ik daar nogal in. Googlen op “insect” is net zo zinloos als naar een kraaltje zoeken dat je in het zand hebt laten vallen. Of nog erger, omdat je eigenlijk niet eens weet wat je wilt vinden. Uiteindelijk besloot ik ouderwets te beginnen met een boek. Een boek dat geschreven is ruim 25 jaar voor ik geboren ben. Geschreven met meer humor en liefde voor taal dan kennis van insecten, maar een echte klassieker: ‘Erik of het klein insecten boek’ van Godfried Bomans.

In het boek komt het jongetje Erik terecht in een schilderij van een bloemenweide. Hij is gekrompen tot het formaat van laten we zeggen een wesp. De eerste kennismaking is met meneer van Vliesvleugel, een wesp van voorname afkomst. Hij wordt bij de familie van Vliesvleugel thuis uitgenodigd: “Meneer van Vliesvleugel zette zijn angel in de paraplubak en hing zijn vleugels aan het daarvoor bestemde haakje.” Het heeft volstrekt niets te maken met enige serieuze kijk op de wesp, maar ik vond het zo’n prachtige vondst dat ik besloot er een reliëf van te maken. Op het reliëf zie je de vleugels (naar model van echte wespenvleugels) aan het haakje hangen met daarachter de tekst. Waar de tekst achter de vleugels verdwijnt is hij wat vager, omdat je door de vleugels heen moet lezen. Dat wordt nog duidelijker na de uiteindelijke afwerking. Maar dat heb ik even uitgesteld, want zoals het hoort begon het volgende idee zich al op te dringen voordat het ene af was. Kortom, eindelijk was ik écht begonnen!

Inmiddels heb ik een aardige rij boeken gelezen die wat informatiever en een fascinerende bron van inspiratie zijn. Er zijn al aardig wat beelden, in diverse fasen van afwerking, aan het ontstaan. Jullie lopen dus een beetje achter. Maar omdat ik sneller schrijf dan beeldhouw is dat eigenlijk wel goed. Volgende keer nóg een beeld (wel af trouwens!) geïnspireerd op Erik’s avonturen. Maar dan wel met het echte verhaal van deze fascinerende insekten erbij.

Wie wat bewaart…

..ja, wie wat bewaart, die heeft wat. In mijn familie is dat een bekend verschijnsel. We bewaren nogal wat, en we hebben nogal wat. Meestal geen dure dingen. Maar wel kostbare. Omdat die dingen een verhaal hebben. En als het verhaal interessant genoeg is komt daar in mijn geval soms een beeld van. En soms een heel project.

Dat is precies wat er is gebeurd met het bewaarde object op de foto. Gevonden in een sprookjesachtige tuin in Noord Spanje, in 2003. Het is de kop van een insekt, het vliegend hert. De rest was blijkbaar smakelijker. De bunzingen die in de tuin woonden lieten alleen de koppen liggen. Toen al wist ik dat ik hier iets mee moest. Sommige ideeën moet je ook even bewaren voor je weet welke kant je er mee op moet. En andere ideëen moet je wat langer laten liggen..

Inmiddels ben ik begonnen aan wat ik mijn insecten-project noem. Ik ben op onderzoek uitgegaan, en er ging een nieuwe, bizarre, fantastische wereld voor me open. In de komende blogs wil ik graag wat van die voor mij nieuwe ontdekkingen met jullie delen, en natuurlijk laten zien waar dat toe leidt. Omdat ik al een tijdje bezig ben met dit project neem ik de vrijheid in volstrekt niet-chronologische volgorde te vertellen over wat ik al gedaan heb. Ik denk dat ik volgende keer begin met Erik of het klein insectenboek. Of toch eerst iets over libellen en helikoptertjes? Of over die vlieg die per ongeluk tussen de bladzijden van een boek terecht kwam? Of…nou ja, jullie zien wel!

Eerst even dit…

Eerst even dit…

Eind maart begon ik enhousiast aan dit blog met het idee om het op deze plek uitsluitend te hebben over mijn werk. Dus geen al te persoonlijke verhalen. En vooral zonder de narigheid van ziek, zeer en eenzaamheid die voor veel mensen in deze tijd aan de orde van de dag is. Gewoon lekker vertellen over wat me inspireert en hoe ik daar een vorm voor zoek. Een blog dat je mee laat kijken als ik werk, dat je nieuwsgierig maakt, en af en toe een glimlach hoopt los te maken.

Maar toen werd het april en overleed plotseling mijn lieve moeder Gonny. Dan wordt het toch lastig om je verhaal te vertellen alsof je werk het enige is dat je bezig houdt. Alsof je werk niets te maken zou hebben met wat je meemaakt, denkt of voelt. Ik was al begonnen aan het volgende blog. Dat had ik gewoon af kunnen schrijven en plaatsen, alsof er niets gebeurd is. Maar er is wel degelijk wat gebeurd, en het heeft invloed op mij, en dan natuurlijk ook op mijn werk. Dus vóór dat andere verhaaltje moest ik eerst even dit kwijt.

Mijn werk gaat over waar ik me druk over maak, wakker van lig of van droom. En dus is het onvermijdelijk dat het soms persoonlijk wordt. Beeldhouwen is tenslotte soms net als het echte leven. En nu dan toch maar dat blog afmaken waar ik aan begonnen was.

Nieuwe site, nieuw blog.

Terwijl de meeste mensen binnen zitten breekt buiten de lente los. Eigenlijk wel een mooi moment om een blog te beginnen. Niet dat het verplichte thuiszitten van velen de reden was om uitgerekend nu de vernieuwde website en een nieuw blog te lanceren. Zoals de meeste dingen in mijn leven speelde het toeval hier een grotere rol dan strakke planning. En het toeval wilde dat juist nu mijn sterk verwaarloosde site nieuw leven ingeblazen is. Nicky Duin (van Nikitis) heeft dat prachtig gedaan.

De eerste aflevering van dit blog houd ik dan ook kort zodat de lezer eerst de tijd kan nemen even lekker door de site te struinen. Binnenkort komt op deze plek regelmatig een stukje over mijn werk en daar aan gerelateerde dingen. Hier alvast een plaatje om je nieuwsgierig te maken.

Graphic Design & Webdesign by Nikitis Ontwerpbureau